Comment | Deze kaart uit 1772 toont enkele geplande verdedigingswerken aan de westzijde van de vesting Maastricht. De kaart maakte deel uit van de plannen van de toenmalige directeur der fortificaties Carel Diederik Du Moulin ter verbetering en modernisering van de Maastrichtse fortificaties. De voorgenomen verbeteringen, die op de plankaart staan weergegeven, zijn daadwerkelijk uitgevoerd.
Het aanpassen van de verdedigingswerken is in de geschiedenis van Maastricht meer regel dan uitzondering geweest. Al vanaf de Romeinse tijd werd de stad voorzien van versterkingen. Begonnen met een castellum, kreeg Maastricht in de middeleeuwen een ommuring. Deze eerste ommuring, met dertien poorten, dateerde uit de 13de eeuw en had een lengte van bijna tweeënhalve kilometer. Door bevolkingstoename en aanleg van nieuwe woongebieden buiten de muren, bleek in de 14de eeuw een nieuwe ommuring noodzakelijk.
Halverwege de 16de eeuw noopte het zwaardere geschut tot een rigoureuze aanpassing van de Maastrichtse verdedigingswerken. Onder meer werden aan de stadszijde de muren versterkt met een aarden wal. Ook verrezen er op diverse plaatsen bastions. Vanaf die tijd ging men de stad steeds verder versterken door de stelselmatige aanleg van buitenwerken. Tussen 1579 en 1632 was Maastricht in Spaanse handen; toen het Staats gezag in 1632 weer was hersteld, ging men onder Frederik Hendrik tot 1645 vele vestingwerken volgens het Oud-Nederlandse stelsel aanleggen. Daaronder bevonden zich hoornwerken, redoutes en bastions.
Met de komst van de Fransen in 1673, kreeg de fortificatie van Maastricht een nieuwe impuls. Op basis van plannen van de vestingbouwkundige Vauban werden de verdedigingswerken fors versterkt. Na afloop van de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) bleek het wederom noodzakelijk om de vesting aan de nieuwste militaire eisen te laten voldoen. De directeur der fortificaties, Pieter de la Rive, ontwierp daartoe voor de linker Maasoever maar liefst 38 nieuwe werken en liet een tiental oudere schansen renoveren. Deze werkzaamheden werden goeddeels uitgevoerd in de periode 1753-1771. Hierbij kreeg de onderaardse verdediging veel aandacht. Zo verrezen tal van nieuwe gemetselde galerijen en werden oude aardgangen hersteld.
Met de dood van De la Rive in 1771 veranderde het beleid met betrekking tot de modernisering van de vestingwerken. De la Rives opvolger, Du Moulin, wilde namelijk een eenvoudiger uitvoering van de nog aan te leggen fortificaties. Nadat de Raad van State in het voorjaar van 1773 akkoord ging met die gewijzigde plannen, werd nog datzelfde jaar begonnen met de uitvoering. Eind 1777 waren de werkzaamheden aan de ‘Linie van Du Moulin’ voltooid. Het eindresultaat was dat er op de ‘fronten’ van de sector bastion Engeland-bastion Oranje tien nieuwe werken tot stand waren gebracht, waaronder drie bastions en vier lunetten. Ook elders vonden aanpassingen van de vesting plaats. Zo verrezen bij het ‘front Waldeck-Engeland’ de lunetten Drenthe en Overijssel en de redan Stad en Lande. Daarnaast werden vijf bestaande werken gerenoveerd. Tussen circa 1771 en 1783 vernieuwde men op basis van Du Moulins plannen ook de mijnenstelsels van het buitenste gedeelte van de ‘Hoge Fronten’ en van enkele meer achterwaarts gelegen verdedigingswerken (zie kaart, met de onderaardse galerijen in een rode kleur).
Ofschoon Maastricht in die tijd een zeer imposante vesting was, herinnert tegenwoordig maar weinig aan dit fortificatieverleden. Alleen in het park ‘Hoge Fronten’ ten noordwesten van de Statensingel getuigen de goed zichtbare bastions en andere verdedigingswerken nog echt duidelijk van de eens zo roemrijke vestingstad. Het ongeveer elf kilometer lange ondergrondse gangenstelsel is echter wel bewaard gebleven, maar vanzelfsprekend aan het zicht onttrokken. | Translate
|