Commentaar | Vanaf de 16de eeuw heeft het gebied dat nu Zeeuws-Vlaanderen wordt genoemd eeuwenlang dienst gedaan als militaire bufferzone. In tijden van oorlogsdreiging vonden hier grootschalige inundaties plaats, als onderdeel van de Vlaamse of Staats-Vlaamse waterlinie. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kreeg de Republiek de zeggenschap over dit gebied en vanaf 1664 werd de grens van ‘Staats-Vlaanderen’ vastgesteld, zoals die nu globaal nog steeds is. De plaatselijke bevolking heeft dus lang onder spanning van de vijand uit het zuiden geleefd; eerst als gevolg van de dreiging van de Spanjaarden en later van de Fransen.
Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog hadden de inundaties redelijk goed gefunctioneerd. De Spaanse vijand bleef over het algemeen op afstand, maar de Staatse bolwerken raakten ook geïsoleerd. Door de werking van eb en vloed was er sprake van veel erosie en kreekvorming, wat ten koste ging van cultuurland.
Toen Staats-Vlaanderen in 1664 een feit was, bleef men het gebied als een bufferzone voor de Republiek beschouwen. De verdediging van Zeeland en de Westerschelde speelde een net zo belangrijke rol. De Staatse linie bestond uit enkele gefortificeerde steden, waaronder Hulst, Sluis, Sas van Gent en Philippine, met daar tussenin forten. Bij inundatie dienden de steden en de forten met water omgeven te worden, opdat vijandelijke artillerie niet door het tussenliggende gebied kon trekken.
Nieuwe bedijkingen en opslibbingen belemmerden op den duur de inundatiemogelijkheden. Hierdoor was het noodzakelijk om de staat en de werking van de inundaties voortdurend te monitoren. De Franse verovering van Staats-Vlaanderen in 1747-1749 noopte tot gewijzigde inzichten over de inundaties. Zo kwamen er speciale inundatiesluizen, die bij eb het water niet meer automatisch loosden maar binnen hielden.
Aan het einde van de 18de eeuw was het uitgestrekte schorrengebied tussen Sas van Gent en Hulst zo hoog opgeslibd, dat inunderen weinig nut meer had. Een volledige inundatie vanaf Sluis tot voorbij Hulst bleek zelfs niet meer mogelijk. Deze manuscriptkaart, in 1790 vervaardigd door een anoniem gebleven landmeter, illustreert de problematiek treffend. Te zien zijn de hoog opgeslibde schorren van de Braakman, een grote kreek als gevolg van een doorbraak van de Westerschelde. De letters op de kaart worden verklaard in een handgeschreven toelichting, die bij de kaart hoort (Kaart: Moll 279; http://objects.library.uu.nl/reader/index.php?obj=1874-275167&lan=en#page//59/28/74/59287409009823532988851967265996102472.jpg/mode/1up).
De kaart en bijbehorende toelichting zijn gemaakt met het oog op een inundatieplan voor oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. Dit project behelsde de aanleg van enkele waterstaatkundige voorzieningen, noodzakelijk voor een kleine inundatie ter bescherming van de steden Hulst, Axel en de Autriche- of Oostenrijkpolder. Tot die voorzieningen behoorden onder andere enkele sluizen. Heel veel effect sorteerde dit kennelijk niet, want in 1794 namen de Fransen – die de beschikking hadden over uitstekende kaarten en plattegronden – de steden Sluis, Hulst en Axel in. De waterlinie had jammerlijk gefaald … | Vertaal
|