Logo Universiteit Utrecht
TitelHandschrift HulkenroyVertaal
MateriaalsoortManuscriptVertaal
Jaar[17XX]Vertaal
Afmetingen157 x 198 (136 x 177) mm Vertaal
OpmerkingDatering is schatting 47a: met strookje, 47b: zonder strookjeVertaal
AnnotatieLiederenhandschrift. Het muziekpapier is gedrukt bij de Weduwe Hermanus van Hulkenroy te Haarlem. Het album bevatte oorspronkelijk 100 pagina's. P. 101 en 102 zijn later toegevoegd. De notenbalken op deze twee pagina's zijn met de hand getrokken. Datering op keerzijde titelbl. in 20ste-eeuws handschrift: eind 18de eeuw. De weduwe Hermanus van Hulkenroy was als drukker actief tussen 1704 en 1725, wat mogelijk duidt op een vroegere datering. P. 85-96 in andere, latere, hand. Blanco pagina: 92. Enkele gezangen op naam van Govert van Mater. Bevat: 1. Lustig kom nu bij. 2. Heeft ymand door gestadig draven. 3. Mijnen geest. 4. Toen Israel na veel slavens. 5. Wie vaart daar heen. 6. Moet m'in alles zig verzaaken. 7. De zoete meere minne. 8. Gij vraagt mij of. 9. Als men eens gaat overwegen. 10. Gij die de lieft. 11. Dees groote woorde. 12. Dit lang door ziekt vertraagt. 13. De liefde voortgebragt. 14. Zalig in en na dit leven. 15. Gelukkig wiens gemoet. 16 Als een herder zijne schapen. 17. Tot vrolijk leven. 18. Hoort na mij. 19. Een koopman. 20. Al out en 't zelf. 21. Gelijk de zalamander in 't vuur kan zweven. 22. Ligt werden in den mensch. 23. Wanneer het hart nu klaar. 24. Onbestendig droef gemoet. 25. Verlies van heyl komt uit de zond. 26. A[l]derliefste liefde. 27. Heylige stemme. 28. Gij die de liefd. 29. Mensche wilt gij zeker gaan. 30. En is niet alle tijd. 31. Aria: Wilt u niet bezwaaren. 32. Wie zogt oit met zo veel angst. 33. Al wie zijn eygen kracht. 34. Terwijl men hier. 35. O Grootheijt van Gods lieft. 36. Hoe ongelijken lot. 37. Als de hooge nood. 38 Mijn harte ontvonckt. 39. Zijt gij in angst en schroomen. 40. Elk heeft zijn bijzonder drijven. 41. Hoogheijds minnaar. 42. Alleen niet 't kruijs. 43. Waar allezins. 43. Door eijgen liefdes opgewekt. 44. Goewens. 45. Wat ciert gij schriften vrouwe. 46. Hoe lang. 47. Mijn vriend. 48. Het eerste van 't derde deel, de vijand. 49. Een dorstig hart. 50. De Heere zit wel hoog. 51. Onstelt uw hert hierover niet. 52. t zij wat de werelt. 53. De menschen die een godheijt noemen. 54. Wat roemt gij trotze dwingelant. 55. Is 't u om vrijjigheijd gedaan. Zij dien het hoog gebied. 57. Mijn geeft die zwanger zijt. 58. Heijlgierig mensch. [59.] Wat winden dat er ruijsen. [60.] Mijn ziel weest altijt welgemoet. [61.] Lustig lustig. [62.] So God maar eens zijn hoofd. [63.] Wat heeft ons heeft. [64.] Mijn hart ontfonkt. [65.] O rustelose slaap. [66.] De mens door al sijn leven. [67.] Wanneer het hart nu klaar. [68.] O deugd zij zijt zo schoone. [69.] Tot vrolijk leven. [70.] Mijnen geest. [71.] 't En is niet alle tijt. [72.] Lood Godt den Heer. [73.] Waar toe mijn ziel. Kruisgezangen: Toen d'aldergrootste duisterheit. O welk een leer. Die uit den hemel is gedaalt. Hij die voorheen. O zonder genade. Ik voel heden Gods genade. Rijs op mijn ziel. Hij die sijn goed. O Judas. Stel u o mijn ziel tot treuren. Ik smelt in rouw. Met het verrijsen van de zon. O grootste vormst. Een krijgsman. Een klijn onnosel dier. Nu loof den Heer. O Jesus. t'Vader ons. Psalm 9. Psalm 24, 95, 111, Psalm 31. Psalm 36, 68. Psalm 51, 69. Psalm 116, 74. Psalm 100, 131. e 10 geboden. De lofzangh Maria. Even hooggestelde snaren. Wat Hemel spraken, ey wat een zoete taal, komt laat ook vol vreugde. Geen harder kan zijn weege lijden. Daar en is niet in mijn leven. Al die woont in 's Hemels troone. Die 't leven wil vewerven. Hoe sleurt men Jezus heen en weer. Een zomer vlaagje. Gelijk een bloem. Wat mag een wijnig weelde baaten. Mijn ziel verheft. O hoe heerlijk. O waterbeek. Als wij door groene beemde gaan. De Heilandt van zijn volk verlaaten. Als men eens het ook laat wegen. O Kajafas. De Heiland door de Farizeensche schaaren. Kom nader. Krijgsgesangen van G. v. Mater: Voorzang, Staa, staa Iskariot, Gij moogt, Verbasterd saad, Soo is dan eijndelijk, Sie Jesus voor Pilatus staan, Gij die soo ligt, O droevig lot, Hoe sleurt men Jesus. O Simon. Schreit oogen schreit. O wanhoop, zo word tot aanwas. Verstokte Joden. Helaas wie moet. Wie siddert niet. Gij die in 't droef Gethzemané. Looft den Heer. De "Kruisgezangen" zijn een afschrift van de Cantus uit de gedrukte editie: Kruis gezangen of hemelweg. - 2de dr. - Haarlem : Joannes Met, 1781 (zie STCN). Aangekocht in 1960 uit collectie Hans Brandts Buys (signatuur 1 B 35). Imprint: Te Haarlem by de Wed. H. van Hulkenroy aan de Markt in Laurens Koster. Te citeren als: UB Utrecht Hs. 20 A 21. Halfperkamenten band over kartonnen platten met marmerpapier. Vertaal
LocatieUniversiteitsbibliotheek UtrechtVertaal
SignatuurLBMUZ:Rar Mso 18 ; Hs. 20 A 21Vertaal
Volledige metadata als Marc21 XMLOpen Marc21 XML in nieuw vensterVertaal