Commentaar |
Kaarten van de verzorging en distributie door het winkelapparaat, dat zorgt voor levensmiddelen, vlees- zuivel, groente en brood en de discussie over het garanderen van een minimumpakket voor de kleine kernen, zijn in Nederland pas laat geproduceerd. De eerste ervan stammen van L. Bak met zijn ‘Atlas van de distributieve verzorging’, die de publieke ruimte (het totale oppervlak van het winkelapparaat) per kern vaststelde en dat in zijn atlas weergaf op een ondergrond van de publieke ruimte per inwoner binnen de telgebieden. Als een reactie daarop – om meer gegevens aan te dragen over de kwantitatieve omvang van het winkelapparaat in kleine kernen – is deze kaart van de kwalitatieve aspecten van de distributieve voorzieningen vervaardigd (hij geeft namelijk aan welk soort winkelvoorziening ontbreekt); Bak had zijn studie meer in kwantitatieve zin uitgevoerd, zonder naar soort winkelvoorziening te differentiëren.
De ondergrond van de kaart wordt gevormd door het gebied, dat zich binnen een bepaalde afstand van goed geoutilleerde kernen bevindt. De kaart betreft het gebied daarbuiten, het witte gebied dus, en daarin is voor de daar gelegen kernen met minder dan 2.000 inwoners met de cirkeldiagrammen aangegeven in hoeverre er sprake is van verzorging in de dagelijkse behoeften. De vijf sectoren geven aan, vanaf de 12-uur stand met de klok mee, of er sprake is van een kruidenier, slager, melkboer, groentewinkel en bakker; als de sector niet rood is opgevuld ontbreekt de betreffende middenstander. Het midden van het symbool geeft door al of niet opgevuld zijn aan of er een supermarkt in de kern aanwezig is. De zwarte stippen verbeelden kernen waar geen gegevens van beschikbaar waren. Zo ontbreekt er in Werkhoven, onder Bunnik, bijvoorbeeld een slager en een groenteman; bakker, kruidenier en melkboer zijn wél aanwezig, een supermarkt echter niet, althans rond 1980, toen deze gegevens verzameld werden. |
Vertaal
|