Deze fraaie manuscriptkaart uit 1751 toont de vesting van Philippine, centraal gelegen in Zeeuwsch-Vlaanderen. De kaart is waarschijnlijk door een militaire ingenieur vervaardigd, als plan voor het versterken van een deel van de plaatselijke fortificatie. Vandaar de titel aan de bovenzijde van de kaart: ‘Philippine met de geprojecteerde werken’. Bijzonder is de wijze waarop die geplande werken worden weergegeven: wegklapbare papieren ‘overlays’ aan de linker- en rechterzijde tonen de gewenste fortificatieverbetering, terwijl zich daaronder de bestaande situatie bevindt. Op die manier konden de beleidsmakers eenvoudig hun besluitvorming toetsen aan de werkelijkheid.
Het plaatsje Philippine lag nog niet zo lang geleden aan de zuidzijde van de Braakman, een grote zijarm van de Westerschelde. De Braakman ontstond tijdens de stormvloed van 1375. Als gevolg van nog meer dijkdoorbraken in de decennia daarop bereikte het zeegat aan het einde van de 15de eeuw zijn grootste omvang. Daarna stelde men alles in het werk om door middel van bedijkingen land terug te winnen. Zo gaf de Vlaamse graaf Filips de Schone in 1505 toestemming aan Jeronymus Lauereijn om een stuk grond aan de zuidzijde van de Braakman in te polderen. Ook de stichting van een gesloten stad met de naam Philippine maakte deel van deze overeenkomst uit. In 1506 volgde drooglegging van de Philippinepolder, maar deze liep bij een stormvloed in 1532 onder. Pas in 1566 werd de polder opnieuw bedijkt. Een echte stad zou er niet komen. In plaats daarvan liet Parma hier een schans bouwen met de naam Sint Philip.
Na bijna zeventig jaar van Spaanse heerschappij kwam de schans in 1633 in Staatse handen. Vanwege de strategische locatie – als uitvalsbasis en voorpost in Vlaanderen – breidde de Staatse overheid de fortificatie drastisch uit. Naast een garnizoen ging ook geleidelijk aan een burgerpopulatie de vesting bevolken. De oorspronkelijke naam Philippine keerde terug. De plaats ging nu deel uitmaken van Staats-Vlaanderen. Vanaf die tijd pakte men de inpolderingswerkzaamheden weer op en werd aan de oostzijde de Sint-Pieterspolder drooggelegd. Gezien de gunstige positie aan de Braakman was de aanleg van een haven een logische stap. Van hieruit beheersten de Staatsen de scheepvaart op de waterweg.
Bij een strategisch gelegen plaats behoorde destijds de nodige verdedigingswerken. In de loop van de tijd kreeg Philippine diverse fortificaties aangemeten, telkens aangepast aan de nieuwste militaire inzichten en vereisten. Zo was in de Spaanse tijd aanvankelijk sprake van een driehoekige vesting met bastions. Philippine maakte toen deel uit van een Spaanse verdedigingsgordel langs de noordelijke kust van Vlaanderen, ter bescherming van dit gebied tegen Staatse invallen. Uiteindelijk kreeg de schans een vierhoekige vorm en in die hoedanigheid wist graaf Willem van Nassau (1592-1642) het werk in 1633 te veroveren.
Zoals gezegd werd de vesting na de Staatse verovering uitgebreid. De extra grond die daarvoor nodig was, kwam beschikbaar via de bedijking van de Sint-Pieterspolder. De vesting kreeg nu een trapeziumvorm met aan de zuidkant twee hele bastions en een ravelijn en aan de noordkant twee halve bastions. Aan de noordzijde verrees tevens een poort, die toegang bood tot de buitendijks gelegen haven. Daarnaast lag de oorspronkelijke Spaanse schans, die volledig werd geïntegreerd in de nieuwe vesting en aangeduid met ‘kasteel’ of ‘Hoog-Philippine’. Alle nieuwe werken werden aangemerkt als ‘Laag-Philippine’. De vesting werd omsloten door een natte gracht. Ter verdediging van de zuidzijde van Philippine richtte men een inundatiesysteem in, met ‘accessen’ of verdedigbare toegangen tot de fortificatie.
Na de vrede van Münster in 1648 bleef Philippine lange tijd gevrijwaard van oorlogshandelingen. Pas een eeuw later, in 1747, werd de vesting weer het toneel van schermutselingen. Franse troepen onder bevel van Von Löwenthal namen toen tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) zonder al te veel tegenstand Philippine in. De Vrede van Aken in 1748 zorgde ervoor dat de plaats in januari 1749 weer aan de Republiek werd toegevoegd.
De Franse verovering van Philippine in 1747 is de directe aanleiding geweest om de hier gepresenteerde kaart te vervaardigen. De weergegeven versterkingen bleken namelijk noodzakelijk omdat men tijdens het Franse beleg moeite had om de vesting op deze plekken goed te verdedigen. Vooral het halve bastion Meijland aan de noordoostzijde bleek een zwak punt. Op de kaart worden op deze locatie dan ook voorstellen gedaan om de verdedigingswerken te verbeteren. Hier moesten onder meer enkele bastion- en ravelijnachtige structuren toegevoegd worden. Ook de westzijde van de vesting diende op die manier versterkt te worden, ter verdediging van het plaatselijke acces.
Uiteindelijk werd de modernisering van Philippine lang niet zo rigoureus aangepakt als deze plankaart voorstelt. Ter hoogte van het halve bastion Meijland legde men weliswaar de noordelijke wal aan de oostzijde een stuk naar buiten toe, maar minder dan de kaart suggereert. Datzelfde geldt voor de versterking van het acces bij het halve bastion Meijland. Aan de westzijde van de vesting Philippine waren de aanpassingen nóg geringer. Hier versterkte men alleen de flèche – een klein verdedigingswerk, dat aan één kant open is – aan de zuidkant van het acces. Deze plankaart heeft dus waarschijnlijk wel een rol gespeeld in de besluitvorming met betrekking tot de versterking van de vesting, maar het niet geschopt tot uitvoeringskaart.
Hoe ging het verder in de historie van de vesting Philippine? In 1795 kwam Philippine in Franse handen en verviel op den duur de militaire functie van de vesting. Alleen tijdens de Belgische Opstand in 1830 zou een klein garnizoen nog korte tijd gelegerd zijn in Philippine. Tegenwoordig resteert niet veel meer van de oorspronkelijke vesting. Wel zijn op luchtfoto’s en satellietbeelden diverse contouren van vooral het zuidelijke deel van de vroegere fortificatie nog zichtbaar. Ook diverse straatnamen zoals Bastionstraat en Ravelijnstraat herinneren nog aan de oude glorie als vestingstadje.