In 1877 verscheen de allereerste editie van de Bosatlas, toen getiteld Bos’ Schoolatlas der geheele aarde. Voornaamste aanleiding daarvoor was de invoering van het vak aardrijkskunde op de toenmalige HBS. Pieter Roelf Bos, die in 1876 het Leerboek der Aardrijkskunde had gepubliceerd, werd als redacteur van de schoolatlas gevraagd. De atlas die sindsdien zijn naam droeg, zou al snel uitgroeien tot de meest gebruikte atlas in het Nederlandse onderwijs.
De eerste uitgave van de Bosatlas is een atlas in opbouw: er stond Pieter Roelf Bos aanvankelijk iets heel anders voor ogen, namelijk een atlas met maar één steunkleur: blauw voor de zee. Maar bij de productie is hij daarvan teruggekomen; te laat echter omdat een aantal kaartbladen toen al klaar was: Nederland, Europa staatkundig, de Britse eilanden, Italië, Noord-Amerika staatkundig en de Verenigde Staten, bijna een kwart van de atlas dus, zijn in die eerste éénkleurige uitvoering blijven steken.
De meeste andere kaarten zijn geografische overzichtskaarten met schrapjes om het reliëf aan te geven en hoogtezones (groen voor laagland, geel voor hoogland, en een groengele arcering voor het gebied daartussenin). We moeten heel lang zoeken om de verklaring van die tinten te vinden; die staat verstopt op kaart 18, ‘Zeestromen’. Welke hoogtewaarde overeenkomt met de grens tussen laagland en hoogland maakt Bos niet bekend. Alleen op de kaart van Java staat er een verklaring: ‘De streken die 2000’ en hooger boven de zee liggen zijn door een bruine tint aangegeven.’ Tweeduizend voet is ongeveer gelijk aan 610 meter. Dat geeft al aan dat deze druk nog niet in het metrisch stelsel was bewerkt. In het aardrijkskunde-leerboek van Bos worden wel hectares vermeld, evenals hoogtes in meters boven Amsterdams Peil en neerslag in millimeters, maar ook oppervlaktes in vierkante geografische mijlen. Verder moeten we maar gissen welke tekens gebruikt werden voor kanalen (soms worden ze met een kartelsignatuur aangegeven, soms niet), spoorwegen, wegen (Java) en grenzen. Er zijn nog geen aparte symbolen voor hoofdsteden. De rode arcering op het bijkaartje van Midden-Amerika geeft de onafhankelijke staten in dit gebied aan.
Eilandkartografie
Iets waar we erg aan moeten wennen bij de eerste edities van de Bosatlas is het verschijnsel ‘eilandkartografie’. Zo noemen we het verschijnsel dat alleen een bepaald deel van de kaart helemaal met gegevens is gevuld en andere delen, die betrekking hebben op gebieden die niet in de kaarttitel vermeld staan, niet. Op de kaart van Groot-Brittannië en Ierland bijvoorbeeld (kaart XIII in de eerste editie), zijn alleen de Britse eilanden ingevuld; het deel van het vasteland dat ook binnen de kaartuitsnede valt is niet ingevuld en heeft dezelfde kleur als de zee. Op de kaart van Oostenrijk-Hongarije (kaart VI in de eerste editie) is het gebied op de kaart buiten Oostenrijk-Hongarije deels ingevuld: hoogtetinten zijn wél overal aangebracht, schaduwschrapjes wél in Italië, Duitsland en Rusland maar slechts deels in het Turkse Rijk. Hetzelfde geldt voor de spoorwegen: In Duitsland en Italië staan ze op deze kaart wél, in Rusland , Turkije en Roemenië óf niet, óf slechts gedeeltelijk. Alleen de voor Oostenrijk-Hongarije belangrijke spoorweg van Galicië (Lemberg (Lviv) en Tsjernowitz (Tsjernivitsi)) naar de Donaudelta-havens Galatz (Galaţi) en Braila staat hier opgenomen, niet echter de voor Roemenië veel belangrijker spoorwegen tussen die Donaudeltahavens, Boekarest en Orsova (Orșova) aan de IJzeren Poort. Om die te vinden moeten we op de kaart van Turkije en Griekenland zijn (kaartblad XVI). Ook de – wel degelijk voor Oostenrijk-Hongarije zeer relevante – onderlinge grenzen tussen Duitsland, Rusland, Roemenië, Turkije, Montenegro en Servië staan niet op dit kaartblad.
Witte plekken op de kaarten
In 1877 waren de Poolgebieden en Centraal-Afrika nog niet helemaal bekend. Op kaart XVIII (halfronden), XIX (zeestromen) en XXIII (Noord-Amerika) is te zien dat Frans Jozefland en Noordland ten noorden van de Siberische kust nog niet of onvolledig ontdekt zijn; het President Land aan de Lincoln Zee westelijk van Groenland bleek later niet te bestaan, ook de weergave van Frans Jozefland zelf is foutief. Op de kaart van het zuidelijk halfrond op kaartblad XVII is te zien dat van het Zuidpoolgebied ook weinig bekend is: Bos’ leerboek zegt daarover: ‘Om de Zuidpool schijnt zich land uit te strekken, waarop zich hooge bergen verheffen.’ Daarnaast geven de stippellijnen op de kaart van Afrika aan dat men in 1877 nog niet met zekerheid wist dat de Oeëlle (Uelle) en de Loealaba (Lualaba) in de Kongo-rivier uit zouden stromen. Het Turkanameer was nog niet bekend, evenmin als het binnenland van Somalië. Ook het juiste verloop van de bovenloop der rivieren in Djambi op Sumatra is dan nog onzeker.
Structuur
De structuur van een atlas wordt bepaald door de volgorde van de afgebeelde gebieden en de nadruk. Die nadruk is af te leiden uit het (relatieve) aantal kaarten dat aan elk gebied gewijd is of de grootte van de schaal). De eerste druk begint met een kaart van Nederland, dan volgen Europa, de landen van Europa, de wereld, en de werelddelen Azië, Afrika, Australië/Oceanië, Noord- en Zuid-Amerika. In de tweede versie van de eerste druk is een spread (dubbele pagina) van Nederland toegevoegd en een half blad voor Nederlands-Indië. Binnen Europa is na Nederland de volgorde: Midden-Europa, Oostenrijk-Hongarije, Duitsland, Frankrijk, België en Zwitserland, Rusland, Scandinavië, Britse eilanden, Spanje, Italië en Turkije met Griekenland. Vooral voor Europa is dat een interessante volgorde, omdat we in de 21ste eeuw gewend zijn de Britse eilanden veel eerder tegen te komen in de atlas en Rusland pas veel later.
Het geografisch aandeel van de kaartbladen is als volgt: Nederland acht procent, Europa zonder Nederland 52 procent, wereld acht procent, andere werelddelen (zonder Europa) 32 procent. Bos heeft duidelijk geprobeerd om alle belangrijke Europese gebieden op dezelfde schaal van 1:3.700.000 te krijgen.
Inhoud van de kaarten in de eerste druk
Bij het bestuderen van de atlas moeten we in de eerste plaats bedenken dat de atlas bedoeld was ter begeleiding van het Leerboek der aardrijkskunde van Bos – toentertijd een bestseller – en dat dus in elk geval de plaatsen, kapen, gebergten en meren die in het leerboek vermeld werden in de atlas terug te vinden moesten zijn. Kijken we bijvoorbeeld naar Afrika, dan staat er in het leerboek dat het noordelijkste punt van dat werelddeel ‘Kaap Blanco’ is, het westelijkste ‘Kaap Verde’, het oostelijkste ‘Kaap Guardafui’ en het zuidelijkste ‘Kaap Agulhas’, en ze staan dan ook alle vier keurig op de natuurkundige kaart van Afrika aangegeven. Dat geldt ook voor Kaap Noen, Kaap Blanco, Kaap Lopez, Kaap Negro, de Loepata-engte bij de Zambezi en het Kong gebergte in Opper-Guinee. Op de staatkundige kaart van Azië en de natuurkundige kaart van Afrika staat het voorkomen van verschillende volksstammen in cursief schrift op de kaart ingetekend: Mandingo’s, Haussa, Mooren, Toearegs, Tibboes, Sjilloeks, Djoer, Bongo’s, NiamNiam, Dinka’s, Monboetoes, Galla’s, Somali, Akka’s, Masai, Makololo’s, Beetsjoeanen, Matebele’s, Kaffers, Bosjesmannen, en Hottentotten in Afrika, en Mongolen, Toerkmenen, Kirghieszen, Baskiren, Ostjaken, Samojeden, Barabinzen, Khalka’s, Toengoezen, Jakoeten, Joekagiren, Tsjoektsjen, Korjaken en Kamtsjadalen in Azië. Er is daarbij in Afrika blijkbaar sprake van een hiërarchie, want de naam van sommige volken is niet cursief maar staat in een romeinse letter (Bambarra, Massina, Haussa, Gando (Gwandu), Nyffe) of is zelfs kapitaal aangegeven (ASHANTI, DAHOME, JOROEBA), of hun woongebied is zelfs met een rode grenslijn omrand.
Hoogte- en plaatsbepaling
Plaatsbepaling: op de kaart van Nederland wordt de meridiaan van Amsterdam als nulmeridiaan genomen, elders is dat de nulmeridiaan van Greenwich (op de wereldkaarten) of de nulmeridiaan van Ferro. De Franse kanaalkust heeft een signatuur voor bij eb droogvallende gronden. Op de hoogtekaart van Nederland worden de dieptelijnen van 2,5 en 5 meter gebruikt. Op de kaart van Zwitserland zijn de gletsjers wit. Het gebied beneden de zeespiegel (in Nederland en in Rusland bij de Kaspische Zee) wordt aangegeven met tekst dan wel met een apart raster.
Thematische kaarten
In het Leerboek der Aardrijkskunde (1ste druk 1875, 2de druk 1876, 3de druk 1878) staan thematische kaartjes opgenomen van de bevolkingsdichtheid van Duitsland, België, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk-Hongarije, Voor-Indië en de Verenigde Staten. Van Nederland ontbreekt dus zo’n kaartje! Verder een neerslagkaart van Europa en een etnografische kaart van dat werelddeel. In de atlas worden deze thematische kaarten aangevuld met:
mijnbouwkaarten (Duitsland, Groot-Brittannië, Verenigde Staten);
kaarten van stroomgebieden (van de Donau en van de Verenigde Staten; de laatste is een hoogst merkwaardige kaart waarin per stroomgebied het oppervlak, de bevolking in duizendtallen, de neerslag, en de grootte van de productie van suiker, tabak, mais, katoen, steenkool, tarwe en wol wordt aangegeven;
zeestromingen: wereld;
hoogtekaarten: Nederland, wereld;
geologie: Nederland;
landbouw/vegetatie: Nederland, Europa (noordelijke grens gewassen), wereld;
Plaatsnamen
Plaatsnamen die in 1877 bekend waren, maar die we nu niet meer gebruiken zijn: ‘Groote Zoutmeerstad’ (nu Salt Lake City), de ‘Groene Bergen’ in de Amerikaanse staat Vermont en het ‘Rotsgebergte’ waar we nu Rocky Mountains zeggen. De naam ‘Aljaska’ verwijst nog naar de voormalige eigenaar van het gebied, Rusland, dat het in 1867 aan de Verenigde Staten verkocht. ‘Nieuw Archangel’, zoals de Russen Sitka hadden herdoopt, kreeg in 1867 zijn oude naam weer terug: Sitka, maar de vorige naam staat nog tussen haken vermeld. De delta van de rivier de Ili heette, voordat hij in het Balqasjmeer uitstroomt, in 1877 het ‘Zevenstromenland’. De ‘Sikkelbergen’ in Lotharingen heten in het Frans de Monts Faucilles. En het Italiaanse ‘Nizza’ kennen we inmiddels onder de verfranste naam Nice.
Australië is in de 19de eeuw de in Nederland gebruikelijke naam voor het vijfde werelddeel (zie J. van Wijk Roelandszoon, Algemeen aardrijkskundig woordenboek, eerste deel (Dordrecht: J. de Vos en J.Pluim de Jaager, 1821)), waarvan Nieuw-Holland, Nieuw-Guinea, Nieuw-Zeeland en vele eilandengroepen deel uitmaken. Het grootste eiland, dat we in 1877 nog ‘Nieuw-Holland’ noemden, heet nu algemeen Australië. De ‘Vriendschapseilanden’ (nu Tonga), de ‘Schippers eilanden’ (vertaling van de naam ‘Iles du Navigateur’, zo genoemd door de Franse ontdekkingsreiziger Bougainville) heten nu Samoa. De ‘Lage of Gevaarlijke eilanden’ worden nu met Tuamotu aangeduid. De Marianen of Ladronen, ook op de kaart van Australië, worden nu alleen nog ‘Marianen’ genoemd. Ladronen betekent namelijk ‘Dieveneilanden’. In Australië heten de Blue Mountains westelijk van Sydney in de eerste Bosatlas nog ‘Blauwe Bergen’. Sturt’s Stony Desert in het noordoosten van Zuid-Australië heet daar ‘Steenachtige woestijn’. ‘Alexandra land’ is de vroegere naam van het zuidelijk deel van het huidige Northern Territory van Australië, toen dat nog (tot 1911) tot de staat Zuid-Australië behoorde. De naam ‘Gallische Zee’ voor het deel van de Middellandse Zee westelijk van Corsica gebruiken we ook niet meer; het ‘Zuurlandsch Gebergte’ (Sauerland) evenmin. Op de kaarten van Denemarken en Scandinavië heet de Noordzee ‘Westzee’. ‘Nicolaistad’ (genoemd naar Tsaar Nikolaas I) was tijdens de Russische bezetting van Finland de naam van de stad Wasa of Vaasa.
In Nederland werd de spelling van de plaatsnamen gebaseerd op de afleiding en de uitspraak: ‘Almeloo’, ‘Blarikum’, ‘Boksmeer’, ‘Bokstel’, ‘Eede ‘, ‘Eisden’, ‘Friezenveen’, ‘Gorsel’, ‘Hengeloo’, ‘IJsel’, ‘IJselstein’, ‘Jutfaas’, ‘Koevorden’, ‘Kuik’, ‘Kuilenburg’, ‘Oorschot’, ‘Oosterwijk’, ‘Osch’, ‘Reenen’, ‘Tessel’, ‘Veere’, ‘Vechel’, ‘Venloo’, ‘Vucht’, ‘Wije’, ‘Zevenaar’. Daarvoor is de in 1864 door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen uitgegeven Lijst van aardrijkskundige plaatsnamen gebruikt.
Tenslotte: de hoofdletter Y was blijkbaar niet altijd in gebruik: we vinden ‘IJverdon’, ‘IJork’, ‘New IJork’ en het ‘Schiereiland IJork’, ‘Ile de IJeu’, ‘IJstad’ en de ‘IJser’, naast ‘Yellowstone’, ‘Yucatan’ en ‘New York’.
Inhoud van de eerste editie volgens de index
I Nederland 1:845.000
II Europa natuurkundig 1:15 miljoen
III Europa staatkundig 1:15 miljoen
IV Middel-Europa 1:3,7 miljoen
V Zwitserland (bij IX) 1:1,2 miljoen
VI Oostenrijk-Hongarije 1:3,7 miljoen
VII Duitsland 1:3,7 miljoen
VIII Frankrijk 1:3,4 miljoen
IX België 1:1,1 miljoen
X Rusland 1:10 miljoen
XI Skandinavië 1:5 miljoen
XII Denemarken 1:3 miljoen
XIII Groot-Brittannië en Ierland 1:3,7 miljoen
XIV Spanje en Portugal 1:3,74 miljoen
XV Italië 1:3,74 miljoen
XVI Turkije en Griekenland 1:3,7 miljoen
XVII Wereldkaarten
XVIII Winden en Zeestromingen
XIX Azië natuurkundig 1:35 miljoen; Syrische kust 1:3,7 miljoen (met een zelfde indeling als de atlas van Kuyper en Posthumus uit 1872)
XX Azië staatkundig 1:35 miljoen; Russische grensgewesten 1:15 miljoen
XXI Afrika 1:25 miljoen
XXII Australië (Pacific) 1:40 miljoen; Zuidoost Nieuw Holland, Nieuw Zeeland 1:10 miljoen, Hawaii 1:5 miljoen (met een zelfde indeling als de atlas van Kuyper en Posthumus uit 1872)
XXIII Noord-Amerika natuurkundig 1:27,75 miljoen
XXIV Noord-Amerika staatkundig (Midden-Amerika geen schaal aangegeven)
XXV De Vereenigde Staten (geen schaal aangegeven)
XXVI Zuid-Amerika natuurkundig 1:27,75 miljoen
XXVII Zuid-Amerika staatkundig 1:27,75 miljoen