Lange tijd vormde de rivier de Merwede één van de grootste probleemgebieden in het Nederlandse rivierenstelsel. Na de Sint-Elisabethsvloed in 1421 – waarna de Biesbosch de gelegenheid kreeg om geleidelijk te ontstaan – werd de waterstaatkundige situatie van vooral het dijkvak tussen Gorinchem en Dordrecht precair. Langs de onbedijkte zuidelijke oever van de Merwede lag hier de noordgrens van de uitgestrekte Biesbosch. Dit gebied bestond uit vele waterlopen, zogeheten killen, die het overgrote deel van het Merwede-water via het Hollands Diep naar de Noordzee afvoerden. De Merwede zelf kreeg echter steeds minder water te verstouwen, waardoor het problematisch werd om de rivier en verder stroomafwaarts de Beneden-Maas tot aan de monding bij de Noordzee op diepte te houden. Voor de havenplaatsen Dordrecht, Rotterdam, Delft, Schiedam en Brielle was een goede bevaarbaarheid van deze rivieren van economisch levensbelang. Deze steden stelden alles in het werk om via een gehele of gedeeltelijke afsluiting van de Biesbosch het rivierbed van de Merwede en de Beneden-Maas voor de scheepvaart te garanderen. Probleem was echter dat de steden, met name Gorinchem, en waterschappen stroomopwaarts grote moeite hadden met een afsluiting van de Biesbosch. Zij waren immers gebaat bij een veilige afvoer van water en ijs door een open Biesbosch. Afgrendeling van dit waterafvoergebied zonder gelijktijdige versterking van de noordelijke rivieroever was voor hen onbespreekbaar.
Tegen de achtergrond van deze tegenstelling tussen de vijf Maassteden en Gorinchem in de 18de eeuw moet deze fraai gegraveerde, meerbladige kaart van Melchior Bolstra worden bezien. Voortdurend was er destijds discussie over de manier waarop de verbetering van de waterstaatkundige toestand van de Merwede aangepakt diende te worden. Tussen 1726 en 1746 deden de Staten van Holland drie verwoede pogingen om tot een oplossing te komen, die telkens vergezeld gingen van rivierkundige rapporten en bijbehorende kaarten. Bolstra’s kaart behoort bij de derde bemiddelingspoging en betrof een volledige kartering van het gehele stroomgebied van de Beneden-Maas en Merwede. Aanleiding hiervoor was de eerdere afsluiting van de killen in de Biesbosch, waardoor de waterstanden in de Merwede flink stegen. Zelfs dermate veel, dat de afwatering van de polders ernstig werd bemoeilijkt en de onbedijkte waarden tussen de killen onder water kwamen te staan. Bovendien zorgde de toegenomen waterdruk voor een ondermijning van de opgeworpen dammen, waarvan er meerdere in 1739 doorbraken.
De waterstaatkundige problemen in het gebied van de Merwede en de Biesbosch zorgde voor een nieuwe impasse tussen de Maassteden en Gorinchem. De Staten van Holland wisten echter door middel van interventie een compromis te bereiken. De doorgebroken dammen in de killen zouden gehandhaafd blijven, terwijl de Maassteden een grondige verbetering van de Merwede en Beneden-Maas werd beloofd. Dit laatste inclusief een doorgraving van De Beer, de grote zandplaat die de monding van de Maas in de Noordzee belemmerde.
Om alle voorgestelde hydrografische maatregelen goed in beeld te krijgen, bleek een nieuwe kartering van de Merwede en de Beneden-Maas noodzakelijk. In 1738 kreeg Bolstra de opdracht, maar het duurde tot 1746 alvorens de kaart geheel gereed was. De kaart bestaat uit zes bladen: een hoofdkaart in vijf bladen op schaal 1:20.000 en een bijblad met overzichtskaart en twee profielen met getijdencurves. Door dit laatste blad te versnijden en met de hoofdkaart te monteren, kon een rechthoek worden verkregen.
De kartering zelf vond plaats in 1738 en 1739 en de rivierkundige metingen – de rivieren op de kaart zijn voorzien van dieptelijnen – tussen 1738 en 1741. De tijd zat hem vooral in het graveren van de kaart door David Koster en het beletteren door Jan van Jagen.
Bolstra’s kaart is kundig gegraveerd, maar kent een puur functioneel en zakelijk kaartbeeld zonder opsmuk. Alleen die zaken die voor de waterstaatkundige situatie van belang waren, zijn gekarteerd. De aandacht richt zich vooral op een accurate weergave van de rivierbedding. Zoals gezegd betreft dit de toestand van de rivier tussen 1738 en 1741. Het blad met de Biesbosch toont de situatie van februari 1739, waarbij de dammen in de killen nog allemaal intact zijn. Ze bleken echter niet bestand te zijn tegen de hoge waterstanden en braken nog diezelfde maand door.
De overzichtskaart van de Beneden-Maas en Merwede liet dermate lang op zich wachten, dat de commissie voor de rivierverbetering haar werkzaamheden al had beëindigd toen de kaart beschikbaar kwam. Aan het gereedkomen werd daarom niet veel aandacht besteed. Er was ook geen eindrapport en de kaart werd veelal ingebonden bij de resolutie van 27 juni 1738, waarin de opdracht voor de kaart stond: ‘Resolutie tot ontlasting van het hooge waater op de rivier de Merwede […]’. Desondanks leverde Bolstra met zijn kaart een indrukwekkend topografisch overzicht van de waterstaatkundige situatie van de waterlopen tussen Gorinchem en de Noordzee af.