Balkan: In 1881 verwierf Griekenland het grootste deel van Thessalië en de havenstad Arta in Epirus, ten koste van Turkije: de steden Pharsala, Trikkala en Larissa kwamen daardoor in Grieks bezit evenals de belangrijke vesting Platamonas, die de kustroute van het zuiden naar Thessaloniki beheerste. Op de Peloponnesos is de op een eilandje voor de kust gelegen vestingstad Monemvasia opgenomen.
In Klein-Azië breidde het spoorwegnet vanuit Smyrna zich verder uit. Bij de Dardanellen staan nu ook de ruïnes van Troje, opgegraven door Heinrich Schliemann in de jaren zeventig van de 19de eeuw. Het plaatssymbool voor Troje staat echter niet op de juiste plaats; in een latere druk wordt het noordelijker, dichter bij Canakkale gepositioneerd. Ook staan er aan weerszijden van de Dardanellen vier Turkse forten opgenomen. San Stefano aan de Zee van Marmara staat nu wél op de juiste plaats. Er zijn inmiddels ook twee nieuwe railverbindingen tussen Oostenrijk-Hongarije en Roemenië aangelegd, namelijk één door de Karpaten van Kronstadt (Braşov) naar Plojosjt, het huidige Ploiești, en de spoorlijn van Boekarest naar Nieuw-Orsova (Orșova) is doorgetrokken naar Temesvar (Timosoara). Zodra ze Bosnië hadden bezet, begonnen de Oostenrijkers ook daar spoorlijnen aan te leggen, onder andere een lijn van Zsegedin (Szeged) via Zombar en (Slavonski) Brod naar Sarajevo, die in 1881 tot Zenica (ten oosten van Travnik) gereed zou zijn. In Montenegro is nu ook de havenstad Dulcigno (Ulcinj), die het land in 1878 verwierf, opgenomen.