Edition: 1881, page 5 De derde editie van de Bosatlas verscheen in 1881, twee jaar na de tweede editie. Redacteur Bos bracht in de nieuwe uitgave wijzigingen in de kaartvolgorde aan. Ook introduceerde hij enkele vernieuwingen.
De volgorde waarin gebieden afgebeeld worden in de atlas is bij de derde editie omgegooid: nu begint Bos met de wereld, zoomt in op Europa, dan op Nederland als geheel en dan op de provincies van ons land. Dit noemen we een centripetale benadering. Vervolgens wordt er uitgezoomd: de landen van Europa, in steeds wijdere kring om Nederland heen, en dan de werelddelen, eerst die aan welke Europa grenzen en dan de meer afgelegen delen. Bij de Europese staten kijken we eerst naar Midden-Europa, Duitsland, Zwitserland en België, Frankrijk, en dan in een grotere boog Rusland, Scandinavië, de Britse eilanden en de landen van Zuid-Europa. Bij de werelddelen is de volgorde als volgt veranderd: eerst het aanpalende Azië en Afrika, dan Noord- en Zuid-Amerika en tenslotte het verst verwijderde werelddeel, Australië.
Ook de nadruk is gewijzigd: door de drie bladen met provinciekaarten is het percentage van de atlasbladen gewijd aan Nederland gestegen van acht naar zeventien procent. De kleurstelling van de hoogtezones is eveneens veranderd: laagland lichtgeel, heuvelland okerkleurig en hoogland bruin.
De provinciekaarten van Nederland
Een detailweergave van Nederland, opgedeeld in drie bladen is een kenmerk van deze en alle volgende edities van de Bosatlas; alleen de wijze van opsplitsen en de inhoud van deze provinciekaarten is van tijd tot tijd gewijzigd. Deze eerste poging lijkt geïnspireerd te zijn door de schoolatlas Het beeld der Aarde, 2de druk, van F. Bruins, uitgegeven door Noordhoff in Groningen in 1878. Die atlas bevat tenminste eenzelfde driedeling van de Nederlandse provincies en een kaartondergrond met de grondsoorten zoals Bos nu ook kiest. En er zit zowaar een legenda bij, waarin niet alleen de grondsoorten worden verklaard, maar ook de plaatssymbolen die verschillende inwonertallen weergeven: kleinere plaatsen, minder voorname plaatsen, voorname plaatsen beneden de 10.000 inwoners en plaatsen die daarboven zitten. Voor het eerst komen we nu ook het fenomeen van de onderstreping van plaatsnamen tegen: dat betekent hier dat het hoofdplaatsen van provincies betreft. De schaal van de kaart is iets kleiner dan de huidige, namelijk 1:500.000.
Aan grondsoorten onderscheidt de legenda: zeeklei, rivierklei, beekbezinking, laag- en moerasveen, hoogveen, stranden en banken, zandstuwingen, duinen en geestgronden, zandgrond, grintgrond, Limburgse klei of löss en oudere gronden. Aan verbindingen zijn er signaturen voor bestaande en voor ontworpen spoorwegen, en verder zijn er symbolen voor hunebedden en oude grafkelders.
Door de grote schaal en het feit dat bijna alle kanalen erop staan, valt met de opeenvolgende provinciekaarten prachtig de ontginning van de veengebieden te volgen, zowel in de Peel als in Overijssel, Drenthe en Groningen.
Veranderingen in het algemeen
Op de geografische overzichtskaarten is er sprake van omkering van de kleuren van de hoogtezones, op werelddelenkaarten worden nu ook vier hoogtezones onderscheiden, waarbij het land beneden zeeniveau nu een rustige lichtblauwe tint kreeg. Door een verschuiven van de grenswaarden wordt het laagland nu minder en het hoogland meer gedifferentieerd. De zeeën zijn lichter gekleurd en – heel belangrijk – de eilandkartografie wordt in elk geval wat betreft de reliëfweergave opgeheven. Voor wat betreft de overige informatie helaas nog niet.
Schrift en symbolen
Bij de provinciekaarten van Nederland signaleerden we al de differentiatie van plaatsen naar inwonertal en belangrijkheid. Daar horen verschillende schriftsoorten en plaatssymbolen bij. Namen van hoofdsteden staan vanaf deze druk in hoofdletters in plaats van onderkast romein. Behalve in Nederland wordt ook op de meeste andere kaarten een differentiatie naar inwonertal ingevoerd, waarbij de steden met een hoger inwonertal in romein onderkast, met een cirkelsymbool waar een stip in staat, worden aangegeven; de kleinere of minder belangrijke plaatsen houden hun enkele stip en cursieve letter. Londen, Parijs, Berlijn en Constantinopel krijgen een agglomeratiesymbool. Wat de drempelwaarde is, waarboven een plaats een groter symbool krijgt, houden auteur en uitgever nog voor zich.
Inhoud van de derde editie volgens de index
I Wereldkaarten
II Isothermen
III Zeestromingen
IV Winden
V Europa natuurkundig 1:15 miljoen
VI Europa staatkundig 1:15 miljoen
VII Nederland 1:800.000
VIII Nederland hoogtekaart 1:1,15 miljoen
IX Nederland Geologische kaart en landbouwkaartje
X Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht
XI Zeeland, Noord-Brabant en Limburg
XII Groningen, Friesland, Drenthe, Overijsel en Gelderland
XIII Middel-Europa 1:3,7 miljoen
XIV Duitsland 1:3,7 miljoen
XV Zwitserland (bij IX) 1:1,2 miljoen
XVI België 1:1,11 miljoen
XVII Frankrijk 1:3,4 miljoen
XVIII Oostenrijk-Hongarije 1:3,7 miljoen
XIX Rusland 1:10 miljoen
XX Skandinavië 1:5 miljoen
XXI Denemarken 1:3 miljoen
XXII Groot-Brittannië en Ierland 1:3,7 miljoen
XXIII Spanje en Portugal 1:3,8 miljoen
XXIV Italië 1:3,7 miljoen
XXV Staten van het Balkan Schiereiland 1:3,7 miljoen
XXVI Azië natuurkundig 1:35 miljoen; Syrische kust 1:3,7 miljoen
XXVII Azië staatkundig 1:35 miljoen; Russische grensgewesten 1:15 miljoen
XXVIII Nederlandsch Oost-Indië 1:11,5 miljoen
XXIX Java 1:3 miljoen
XXX Afrika 1:25 miljoen
XXXI Noord-Amerika natuurkundig 1:27,75 miljoen
XXXII Noord-Amerika staatkundig (Midden-Amerika) 1:14 miljoen
XXXIII Republiek Amerika
XXXIV Zuid-Amerika natuurkundig 1:27,75 miljoen
XXXV Zuid-Amerika staatkundig 1:27,75 miljoen
XXXVI Australië (Pacific) 1:40 miljoen
XXXVII Zuidoost Nieuw-Holland, Nieuw-Zeeland 1:10 miljoen, Hawaii 1:5 miljoen