Editie: 1893, pagina 93 Op de ingevoegde halve atlaspagina met thematische kaarten van Azië is de landbouwkaart van China niet eenvoudig te lezen: suikerriet komt voor ten zuiden van de Jangtse, zijde, thee, rijst en (door insecten afgescheiden) lak hebben als noordgrens de benedenloop van de Hoang Ho. Gierst en katoen kunnen beter tegen de kou; hun verbouw reikt tot waar de neerslaggrens alleen steppen mogelijk maakt. De geologische kaart van China toont alle eolische afzettingen (löss) die de noordenwind vanuit de Gobiwoestijn deponeert. De Hoang Ho veranderde bij overstromingen vaak zijn bedding, de laatste keer was dat in 1855, daarvoor stroomde hij uit ten zuiden van het schiereiland Sjantoeng; vanaf 1855 volgt hij de huidige bedding. De steenkoollagen langs de Jangtse werden nog tot voor kort op grote schaal geëxploiteerd, zoals ik in 2001 – toen de rivierdammen nog niet operationeel waren – al varend heb kunnen zien. De klimaatkaart laat de toestand voor juli zien, als in Indonesië de droge moesson of zuidoost-moesson waait.
De plattegrond van Palembang – hier ‘Pelembang’; op de hoofdkaart staat de stad wel als Palembang aangegeven – is ontleend aan de Atlas van de Nederlandsche bezittingen in Oost-Indië, door J. W. Stemfoort en J. J. ten Siethoff, ‘kapiteins van den Generalen Staf van het N. I. leger’ (1885) en niet aan het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap waar in 1876 ook een plattegrond van deze stad bijgevoegd zat. Met alle rakits, een soort woonboten, in de rivier wordt het karakter van de stad goed weergegeven.