Commentaar |
Pieter van den Keere was de eerste die van de Zeventien Provinciën een afzonderlijke atlas publiceerde.
In deze atlas zit onder meer een historische kaart van de Nederlanden. Deze kaart van Pieter van den Keere, die teruggaat op een kaart van Ortelius, poogt een reconstructie te geven van de Nederlanden in de Romeinse tijd. De kaart lijkt vooral bedoeld om de in Romeinse geschriften vermelde plaatsnamen en stammen op hun juiste locatie te kunnen plaatsen; waar verschillende naamversies voorkomen, zoals bij de Noordzee, zijn ze alle genoemd, met de auteurs die die naamversies gebruikten: Ptolemeus gebruikte de naam ‘Oceanus Germanicus’, Plinius de naam ‘Oceanus Septemtrional’ of ‘Oceanus Britannicus’. De door de Romeinen gegraven waterwegen (‘Fossa Corbulonis’) zijn ingetekend.
Het schrift speelt hier een belangrijke rol; aan het schrifttype kan men zien of het om Romeinse namen (hier met kapitalen aangegeven) gaat dan wel om moderne namen (hier met kleine letters, zie ‘Harlem’, ‘Amsterdam’); de namen van de als bronnen vermelde auteurs zijn cursief getekend. Aan de ligging van Utrecht en de weergave van het gebied ten oosten van de Eems en zelfs van Mainz (‘Moguntiacum’) kan men zien dat ‘Belgium’ (de Latijnse naam voor de Nederlanden) zeer ruim was weergegeven op deze kaart.
De atlas van Van den Keere bevat tevens een kaart van de XVII Provinciën in de vorm van een leeuw. Deze voorstelling was in de 17de eeuw favoriet bij de Nederlandse kaartenuitgevers. De eerste, die een dergelijke kaart maakte, was Michael Aitsinger in 1583. Na onder anderen Johan van Doetecum (Rotterdam, 1598) en Claes Jansz. Visscher (Amsterdam, 1609) maakte ook Pieter van den Keere een 'Leo Belgicus', die hij in zijn atlas van de zeventien Nederlandse provincies plaatste. Door de Pragmatieke Sanctie van 1549 bracht Karel V zijn gewesten in de Nederlanden te zamen tot de Bourgondische Kreits; het aantal is afgeleid van de zeventien feodale titels van Karel V in dat gebied en had in feite niets met de werkelijkheid te maken. Welke zeventien 'Nederlanden' bedoeld worden, blijkt onder meer uit de cartouche aan de rechterzijde van de 'Leo Belgicus': de graafschappen (comitati) Holland (1), Zeeland (2), Vlaanderen (3), Artesië/Artois (4), Henegouwen/Hainaut (5), Namen/Namur (6) en Zutphen (7); de hertogdommen (ducati) Brabant (8), Luxemburg (9), Limburg (10) en Gelderland (11); het markgraafschap van het H. Roomse Rijk ('Marchionatus Sacri Romani Imperii'), dat alleen de stad Antwerpen omvat (12); en de heerlijkheden ('domini') Mechelen (13), Utrecht (14), Friesland (15), Overijssel (16) en Groningen (17). Dat Holland en Zeeland één graafschap, Brabant en Limburg één hertogdom vormden (sedert 1288!), dat Antwerpen al sedert de 12de eeuw tot Brabant behoorde, dat Utrecht en Overijssel te zamen Sticht en Oversticht vormden, en dat ook Drenthe, de Ommelanden, Doornik en het Doornikse tot de Bourgondische Kreits behoorden, waren blijkbaar geen bezwaar voor de benaming '17 Provinciën'. |
Vertaal
|